‘Ook ik verdien een tweede kans. Als je leeggelopen bent, is het moeilijk terug klimmen. Maar ik knok mezelf terug’
“Ik kon goed leren maar het waren de jaren zeventig en economisch ging het top. Ik vond mijn zakgeld te laag dus wilde ik werken. Op mijn vijftiende ging ik containers repareren. Voor mij geen school. Alles wat ik kan, heb ik in de praktijk geleerd.” Roeland staart naar de tafel waar hij met afhangende schouders aan zit en roert achteloos in zijn koffie. In zijn hoofd is hij bij zijn eigen leven. Hij is hard maar eerlijk: “Ik heb het verknald en daar kan ik niemand anders de schuld van geven.”
In zijn gedachten is de stap van werk naar liefde klein: “In relaties ben ik net zo beroerd als in school. Ik kan niet stilzitten; bang iets te missen. Dat is de aard van dit beestje. Ik ben verwend. Eerst door mijn moeder; ik was haar lievelingetje. Daarna kwam mijn eerste vrouw. Als ik naar mijn werk moest, maakte zij ontbijt klaar. Ze borstelde mijn lange haar terwijl ik de krant las. Als het koud was, liet ze de auto warmlopen. Toen we kinderen kregen, verschoof haar aandacht. Het bood ruimte eropuit te trekken. Ik zocht avontuur bij andere vrouwen. Het voelde niet als vreemdgaan, maar alsof ik eens een keer iets anders te drinken nam. Dat klinkt negatief, maar zo bedoel ik het niet. Ik wilde niet echt een ander; ik zocht de spanning. En zo maakte ik mijn grootste geluk kapot.
Ik heb nog verschillende relaties gehad, maar nooit iets voor mezelf opgebouwd. Mijn moeder vond niemand goed genoeg. Haar deur stond altijd open. Ik had zelfs nog mijn eigen kamertje waar mijn bed opgemaakt klaarstond.”
Als zijn moeder een hersenbloeding krijgt en opgenomen wordt in een verzorgingshuis, blijft Roeland met niets achter. “Ik ga vaak langs, maar ze herkent me niet meer. Mijn vriendin zette me op straat na een fikse ruzie. Moest ik logeren bij vrienden of in hotels. Toen ging ik schulden maken; gewoon nooit geleerd voor mezelf te zorgen. Het ging van kwaad tot erger. Ik kon de alimentatie voor mijn kinderen niet meer betalen, de Belastingdienst legde beslag op mijn salaris, ik ging nog meer lenen.”
Hij zat zo diep in de schulden dat hij zich liet verleiden tot een misdaad. In november 2014 kreeg hij een telefoontje: “Of ik geld nodig had. Ik kon ineens tienduizend euro verdienen! Ik moest met een vorkheftruck de gevel van juwelier Heetman op de Lijnbaan eruit rijden. Met sieraden en horloges gingen we ervandoor op een scooter. Ik werd na driehonderd meter afgezet en ben naar mijn werk teruggegaan.
’s Avonds werd ik gebeld. Ik kreeg geen cent, was de mededeling. En als ik ze zou verraden, gingen mijn zoon en mijn twee kleinzoons eraan. Ik was doodsbang. Na een week werd ik opgepakt en ik heb twee jaar in de cel gezeten. Ik heb ze niet verraden maar wel mijn handen ervan af getrokken. Ik wil er niets meer mee te maken hebben.”
Hij heeft zijn straf gedragen als een man. “En ik gedraag me als een man”, verzucht hij. “Ik laat nooit zien dat ik me schuldig voel. Ik zoek vergeving en mijn schuldgevoel verbloem ik intussen met humor. Inwendig huil ik om wat ik gedaan heb, maar ik laat niet zien wie zich achter de clown verbergt. Als ik normaal had gedaan. Als ik bij mijn eerste vrouw was gebleven. Ik was veel sterker geweest. Ik had geen problemen gehad. Maar ik wilde zo nodig avontuur.”
Hij laat zijn hoofd wat verder hangen. “Hoe zeg je dat? Achteraf kijk je een koe in d’r reet. Wat heb ik eraan om zo te denken? Mijn moeder wist alles”, komt hij plots bij haar terug. Ze is nooit ver weg in de gedachten van Roeland. “We lachten veel, maar zij wist wat er achter die clown schuilging. Weet je? Het voelt goed om dit een keer hardop te zeggen.”
“Ik heb zelfs weer een baantje”, zegt hij ineens met kracht. Hij veert op. Het tekent deze man: ondanks de sores zoekt Roeland lichtpuntjes. “Ook ik verdien een tweede kans. Zonder Humanitas had ik nu in de goot gelegen. Als je leeggelopen bent, is het moeilijk terug klimmen. Maar ik knok mezelf terug. En natuurlijk heb ik momenten dat ik het niet zie zitten, want ook al voel ik dat ik vergeven ben, nu moet ik het mezelf nog zien te vergeven. Ik zal je vertellen, ik heb op het punt gestaan er een eind aan te maken. Ik nam een biertje en een flinke lijn cocaïne en ben naar station Lombardijen gefietst. Toen de trein aankwam, dacht ik: nee, dat doet pijn. Hoe bizar! Met mijn kop vol coke was dat wat ik dacht! Het zit niet in me om op te geven.”